(Rooie Vlinderkrant 10, maart 1979 – oorspronkelijke titel “Jaar van het Homoseksuele Kind”)
In progressieve janettenkringen worden regelmatig zuchten gehoord wanneer de balans van sommige acties wordt opgemaakt. De belangstelling voor zlke politieke of maatschappelijke probleemstelling is bij homo’s in het algemeen bedroevend laag. Een der redenen daarvoor is dat het kommerciële of semi-kommerciële homomilieu er vrij goed in slaagt om voor een aantal janetten het leven draaglijk te maken. Een dubbel leven leiden is bij de meesten zowat een tweede natuur geworden. Sommigen lijken er zelfs aan t twijfelen of ze eigenlijk wel verdrukt worden. Het kapitalisme slaagt er wonderwel in om in tijden van relatieve welvaart sociale minderheden wat kruimeltjes “vrijheid” toe te gooien en diezelfde minderheden commercieel uit te buiten. De indruk wordt gewekt dat er voor iedereen wel een plaatsje is onder de kapitalistische zon. Wat zeuren die aktiegroepen dan nog? Waarom die pamfletjes en krantjes? Waarom die Homodag en vooral, waarom die betoging?
Dat het werkelijk belangrijk is om als janet naar butien te komen, zowel individueel als in groep, zullen wij in de volgende paragrafen trachten aan te tonen. Daarom zullen wij enkele onderdrukkingsmechanismen beschrijven die een essentieel deel van deze samenleving vormen.
Een van de eerste konfrontaties met onze onderdrukking is dat zowat elke homo in komplete eenzaamheid moet opgroeien. Van zodra de eerste vormen van homoseksueel bewustzijn opduiken, begin je je af te vragen of er misschien nog anderen zijn met dergelijke gevoelens. Je tracht zoveel mogelijk informatie te verzamelen, rechtstreeks of onrechtstreeks. De oogst is meestal teleurstellend. Zelden is er in je kennissenkring iemand die zich openlijk homoseksueel gedraagten zich daar nog goed bij voelt ook. De erg moedigen onder ons proberen er dan over te praten met ouders, vrienden, begrijpende leraars of al dan niet geestelijke raadgevers. Die geven je dan het afvies om er tegen te vechten, wat meer karakter te hebben, je niet ongerust te maken “want het gaat wel over”, te bidden, koude stortbaden te nemen, te biechten, je op je studies toe te leggen, minder om te gaan met Jan, meer om te gaan met Anna, nog wat meer te bidden, naar een psychiater te gaan, toch nog wat meer te bidden en als dat allemaal niet helpt, er op zijn minst over te zwijgen.
Kortom: van hetero’s kan je geen hulp verwachten.
Het kapitalisme ontzegt jongeren ieder recht op vrije seksualiteit. De hele opvoeding is gericht op zinloze arbeid en gedwongen konsumptie. Deze opvoeding veronderstelt een gezin waarin kinderen tegelijk aseksueel en heteroseksueel worden opgevoed. Aseksueel, omdat de kreativiteit van het kind moet worden gekanalizeerd en afgebot. Heteroseksueel, omdat nu de normen moeten worden ingepompt die later het voortbestaan van gezin en samenleving moeten verzekeren. Dit aseksuele en heteroseksuele karakter van opvoeding en maatschappij, vindt in de wetgeving o.a. haar uitdrukking in artikel 372bis.
Terwijl je op alle vlakken aangemoedigd wordt gebruik te maken van de ervaring van anderen, vindt de auteur van art. 372bis dat een jonge homo best in volledig isolement opgroeit. De enige die je misschien had kunnen helpen, was een andere homo, maar die zal nu wel twee keer nadenken voor hij ook maar iets onderneemt of ook maar ergens op ingaat.
Een verder gevolg van onze maatschappelijke onzichtbaarheid is een gedeugt zelfrespekt. Men spreekt niet over het touw in het huis van de gehangene, men vertelt geen nikkermop in het bijzijn van een zaïrees student. De homo is echter meestal onzichtbaar en lacht vaak mee met de platste janettenmop. De meeste minderheden beschikken over een klein maar hecht milieu van lotgenoten en die van jongsaf. Bij de homo zijn het juist zijn ouders en zijn vrienden die hem beledigen, belachelijk maken en traumatizeren. Na een tijdje trekt hij dan allicht de konkluzie: “Ik ben slecht, verkeerd, of op één of andere manier ‘achter’ “. Hij staat dan zo alleen en de anderen schijnen met zoveel te zijn dat het maar het beste lijkt om er over te zwijgen in de hoop dat niemand het ziet of het ooit te weten komt. Je gaat jezelf nog meer verwensen vanuit een redenering als : “Niet alleen ben ik slecht omdat ik’die‘ gevoelens heb, maar ik ben nog een bedrieger ook.” Ondertussen blijft de maatschappij je bombarderen met misprijzende beelden en karikaturen over homo’s. Geen wonder dat je af en toe depressief wordt. Tenzij je een wonderkind bent, wordt je zelfrespekt wel danig om zeep geholpen.
Niet alleen je zelfrespekt gaat eraan, maar ook je homogevoelens moeten onherroepelijk voor de bijl in deze samenleving. je wantrouwt die gevoelens, want in wat voor moeilijkheden kunnen zij je niet brengen. (…) Vanaf nu ben je op je hoede voor elke vorm van emotionaliteit. Je onderdrukt aktief je emoties of hoopt dat zij zullen weggaan. Maar op gezette tijden komen ze terug boven. En bovendien zijn zij dan kontroleerbaar.
Woede gaat op een zeker moment overheersen. Woede op de wereld die je je verlangens verwijt, woede om je homogevoelend, woede om het woedend zijn, want jij bent het die afwijkt. Een zichzelf dieper de grond inborende spiraal.
De bovenstaande mechanismen die deze maatschappij gebruikt om ons van elkaar te houden, ons zelfrespekt te ondermijnen en onze gevoelens te verstikken, kunnen maar op één manier onklaar gemaakt worden, namelijk door bewust als homo naar buiten te komen. Hoe meer wij dit doen; des te vlugger zullen wij ons als janetten kunnen bevrijden; des te meer zullen wij onze getalsterkte politiek kunnen vertalen; des te gemakkelijker zal het worden voor de jongere homo’s op hun gevoelens te herkennen; des te meer zullen wij ons zelfrespekt hervinden; des te efficiënter zullen wij elke vorm van diskriminatie en onderdrukking kunnen bestrijden.
Daarom is het nodig, telkens wanneer en overal waar er met onze rechten gegoocheld wordt, op straat te komen en te reageren op elke mogelijke manier. Daarom is een betoging als die vna 5 mei eerstkomen nodig. Daarom is een massamanifestatie als de janettennacht nodig.