(Rooie Vlinderkrant 3, april 1977.
De tien situaties die hieronder beschreven staan, stonden oorspronkelijk in Rooie Vlinderkrant 3 en werden later ook opgenomen in het boek “Een Ander Strand”. De auteurs vonden deze korte tekstjes belangrijk genoeg om in het boek op te nemen, omdat zij de eerste intieme ervaringen zijn die in een Rooie Vlinderkrant werden gepubliceerd. Vanaf de daaropvolgende krant, en dat de hele geschiedenis van de Vlinder door, kregen persoonlijke ervaringen een ruime plaats in de publikaties, samenkomsten en aktiviteiten van de groep. De teksten die in het boek werden opgenomen en die hier nu ook online verschijnen zijn een beperkte selektie van dergelijke artikels. Zij hebben als gemeenschappelijk kenmerk, dat zij dagelijkse ervaringen beschrijven. Het blootleggen van het privé-leven en het detaboeëren van verlangen en plezier – maar evengoed van onvrede en ontgoocheling – waren pogingen om de nieuw-verworven homo-identiteit inhoud te geven op het persoonlijk vlak.
Veel van dit soort artikels waren niet meer an anekdotische verhalen. Zij boden een goevoel van herkenning, maar hadden niet alle dezelfde politieke relevantie. Toch overstegen sommige teksten dat verhalende karakter en waren zij de persoonlijke, vaak emotionele getuigen van verlangen, onderdrukking en verzet.
Die artikels zijn verscheiden van onderwerp en invalshoek. Ze gingen bijvoorbeeld over psychiatrische terreur, over verwijfdheid, over de mythe van de gelukkige jeugd. Ze gaan in tegen juridische discriminatie en tegen de manier waarop de pers homo’s te kijk zet. Ze verhalen en kommentariëren seksuele verlangens en gedrag…
Een zeer uiteenlopend programma dus. Daarnaast verschenen in de krant nog artikels over de homobars, over versieren, over mooi zijn en lelijk, over jong zijn en oud, over vrijen met hetero’s of vallen op jong, over eenzaam zijn en bang zijn op je werk en op straat.
Zovele pogingen, niet altijd even geslaagd, om vanuit de eigen ervaring op een relevante én begrijpelijke manier te reageren op maatschappelijk bepaalde situaties.
Weg met de slogans, op zoek naar een wij-gevoel.)
Ik had de trein gemist en daardoor kwam ik ruim een uur te laat. Freddie, die me op het afgesproken uur zou opwachten, was natuurlijk al naar huis gereden. Ik dan maar te voet . Hij zat naar muziek te luisteren toen ik binnenkwam. Barokmuziek. Ik was moe, depressief, een beetje hulpeloos. Hij was blij dat ik toch nog gekomen was.
Mijn vrijage met Ludo. Ludo die samenleefde met Rik. Het vrije homo-echtpaar. Soms bleef ik logeren. Dan sliep ik met Ludo in hetzelfde bed en Rik alleen. Zeer tot zijn ongenoegen. Dat wist ik, maar hij liet het nooit merken. Twee keer stelde hij voor om met zijn drieën te slapen. Twee keer weigerde ik vriendelijk. Op een avond zaten we gezellig te praten, Rik en ik. Ludo was in de keuken. Op een moment dat hij ons niet kon horen, zei Rik plots: “Ik vind niet dat je hier nog moet komen. Als jullie mekaar nog willen zien, moet dat maar ergens anders gebeuren.” Direkt daarna gingen we eten.
We kregen bezoek uit Nederland. Vier flikkers uit Amsterdam. Wat praten, daarna een kroeg in, dan naar een studentenfuif. Ik flirtte wat met Filip en kreeg onmiddellijk respons. Rond drie uur wilden we weggaan, een bed opzoeken. Het vriendje van Filip was woest en spuwde hem in het gezicht. Daar stond ik dan: de aanleiding.
Leo tegengekomen in het G.O.C. Stevige omarming. Alletwee heel geil. Natuurlijk gaan we samen naar bed. Maar Leo maakt me op voorhand duidelijk: deze keer en dan nooit meer.
Pas in Gent. Achttien en verschrikkelijk onzeker, ondanks de zelfverzekerde praatjes. Met een jongen naar bed. Het was vier jaar geleden dat ik nog een homoseksuele ervaring had gehad. In bed wordt het niks. Ik heel overstuur. De jongen werkt me in de kortste tijd de deur uit.
Een fuif van de Gentse studentenwerkgroep homofilie. Een jongen die mij aardig vindt. Ik had het niet in de gaten. Ik vond hem te mooi voor mij, dus ik durfde hem niet aan te spreken. Hij neemt het initiatief. Weer alleen een bed-affaire, dacht ik zonder zelfvertrouwen. Bij het ontbijt zegt hij: “Ik geloof dat ik heel erg op je gesteld ben.”
Weer met een jongen naar bed. Problemen alom. Ik speel de rustige raadgever. En ik zeg: “Je mag niet verliefd worden op mij”.
Ivo komt ‘s maandags naar mij. Hij gaat het zijn ouders vertellen, volgende zaterdag, om acht uur bij het ontbijt. Twee dagen later kom ik hem tegen en vraag of het nog altijd menens is. Dat is het. Maar het grote uur is uitgesteld tot drie uur in de namiddag. Ik wens hem veel moed.
Diskussie in de les. Iemand geeft als voorbeeld homoseksualiteit. Het wordtt ineens erg konkreet. “Hoe kan jij dat weten?”, vraagt de prof. “Ik ben toevallig homoseksueel”, antwoord ik. Hij kijkt me aan, vindt geen antwoord en begint dan maar over iets anders te praten.
Iemand opscharrelen. Een beetje praten. Ik had hem nog nooit voordien gezien. Het bed in. ‘s Morgens wakker worden en zo gauw mogelijk willen vergeten.